Tom: C
C Am
Daar zeilde op de Noordzee, de Noordzee wijd en koud
Dm G
Een schip zo zwaar beladen met 's werelds ijdel goud
C Am
Daar kwam de Spanjaard dreigen te roven ons het goud
Dm G C Am
Toen voeren we op de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Al op de Noordzee wijd en koud.
[Verse 2]
C Am
't Was ons jongste makker, een jongen sterk en koen
Dm G
Die sprak al tot den schipper, wat zult gij aan mij doen
C Am
Wanneer ik wil gaan zwemmen, en ginds het Spaans galjoen
Dm G C Am
Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Al in de Noordzee zinken doen?
[Verse 3]
C Am
Ik zal U geven zilver, een wapen en blazoen
Dm G
Mijn eigen jonge dochter zal ik U huwen doen
C Am
Wanneer gij wilt gaan zwemmen en ginds Spaans galjoen
Dm G C Am
Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Al in de Noordzee zinken doen.
Verse 4]
C Am
De jongen bad de hemel, sprong daarop overboord
Dm G
En heeft in 's vijands scheepswand drie gaten toen geboord
C Am
En van de trotse Spanjaard is nimmer meer gehoord
Dm G C Am
Op heel de wijde Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Al op de Noordzee meer gehoord.
[Verse 5]
C Am
Toen zwom hij naar het schip en de mannen juichten luid
Dm G
Maar onze schipper gaf hem zijn dochter niet tot bruid
C Am
Al smeekte ook de jongen haal mij het water uit
Dm G C Am
De schipper gaf de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Gaf hem de Noordzee als zijn bruid.
[Verse 6]
C Am
Toen zwom hij om het schip heen, hij was zo koud en moe
Dm G
Vol bitterheid en wanhoop riep hij zijn makkers toe
C Am
Och makkers, haalt mij op, want ik ben het zwemmen moe
Dm G C Am
Mij trekt de koude Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Mij trekt de koude Noordzee naar zich toe.
[Verse 7]
C Am
Zijn makkers redden hem toen, maar op het dek stierf hij
Dm G
Na 't een-twee-drie-in-godsnaam dreef hij weg met 't getij
C Am
De koene jonge zeeheld, veel jonger nog dan wij
Dm G C Am
En zonk toen in de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee
Dm G C F C
Al in de Noordzee weg zonk hij.